Welkom terug bij deze serie! In deel 1 en deel 2 las je waar scrum vandaan komt en hoe je zorgt dat je aan de slag kan met een idee. Vandaag lees je over de sprint zelf.
Sprintplanning – welke stories van de backlog pakken we op?
De onderwerpen die op de backlog staan, noemen we stories. De sprint start met het inplannen van de stories: de sprintplanning. De Product Owner heeft samen met de Scrum Master al een globaal idee welke stories er in de sprint gedaan kunnen worden. In de planning bespreek je dit met het team. Ik had je nog niet uitgelegd wat de Scrum Master doet. Dit is degene die het proces bewaakt. Sommige Scrum Masters doen dit voor meerdere scrumteams en hebben daar een volledig dagtaak aan. Andere Scrum Masters zijn teamleden die naast hun werk het proces bewaken. Hoe je de sprintplanning precies invult, verschilt per team. Sommige teams kijken ook terug naar de vorige sprint en combineren de evaluatie met de nieuwe planning. Voordeel daarvan is dat je stories die je niet af hebt gekregen makkelijk kunt meenemen in je nieuwe planning.
Storypoints en planningpoker
Het team geeft storypoints aan elke story: samen geef je een gewicht aan, zodat je beter kunt bepalen hoeveel je in de sprint aankan. Vaak gebruiken teams hier een kaartspel voor. Het idee is dat je daardoor voorkomt dat het eerste getal dat iemand noemt, het uitgangspunt vormt (‘anchoring’). Als iedereen zijn kaart tegelijkertijd omdraait, heb je daar geen last van. Er zijn speciale scrumkaarten en apps, vaak met getallen volgens de reeks van Fibonachi: 0, 1, 2, 3, 5, 8, 13, 21, 34, 55, 89. Het team bepaalt waar de getallen voor staan. Dat kunnen mandagen zijn, maar ook ‘punten’ die vooral het gewicht aangeven. Als je al langer samenwerkt, zul je het sneller eens zijn, omdat je beter weet hoe het in de praktijk uitkomt. Aan het einde van de sprint bekijkt het team het aantal geschatte en opgeleverde storypoints om de productiviteit te meten.
Scrumboard
De planning van de stories gebeurt op het scrumboard. Dat kan digitaal of analoog. Veel mensen zijn gecharmeerd van de analoge borden, met de bekende gekleurde briefjes erop. Het voordeel is dat iedereen die erlangs loopt, direct de status kan zien. In de Sprintplanning zet het team alle stories op het bord, kent er een gewicht aan toe en zet ze op volgorde van prioriteit. Zo vult de eerste kolom (story) zich. Daarnaast zie je vaak deze kolommen:
(story) | To do | Doing | Check | Done
De kolom Check (of Acceptance of Test of Verify of Evaluate) gebruikt niet iedereen. Voor de laatste kolom gebruiken veel mensen een ‘Definition of Done’ – dat is een lijstje waarop je hebt gedefinieerd wanneer een story helemaal af is. Een acceptatietest is daar dan soms onderdeel van, wat de kolom ‘Check’ overbodig maakt. Bij to do zet je als teamlid de taken die bij de story horen. Dat doe je trouwens na de planning, gewoon als onderdeel van je werk. Als communicatieprofessional zijn dit vaak dit soort taken:
- content (laten) maken
- content eindredactie
- content langs juridische afdeling / compliance
- content in systeem zetten / aanleveren
Bij een analoog bord zet je elke taak op een aparte post-it. Zo kun je makkelijk aan iedereen laten zien waar je mee bezig bent door de taak in de juiste kolom te hangen.
Dagstart, de daily standup
Elke dag begin je met een dagstart. Iedereen vertelt wat hij heeft gedaan, wat hij gaat doen en waar hij tegenaan loopt. Een dagstart duurt een kwartier en het uitgangspunt is dat iedereen bij het scrumboard staat. Zelf merk ik dat je met een digitaal scrumboard en een dagstart via Skype automatisch gaat zitten. Wat helemaal geen punt is, zolang het team het ermee eens is 🙂 Het is niet de bedoeling dat je de inhoud ingaat, het gaat erom dat je duidelijk maakt waar je tegenaan loopt. Je kunt natuurlijk tijdens de dagstart prima afspreken om later samen met een collega te overleggen hoe je probleem is op te lossen.
In het volgende en laatste deel gaan we afronden met de demo/review en de retro.